Als ze niet dood was, had hij haar hierom kunnen vermoorden. Zulke briefjes schreef ze:
“Water aanvullen, machine opwarmen, cupje kiezen en plaatsen, kopje onder het kraantje, knopje met klein kopje (sterke koffie) of het andere knopje indrukken. Als de brom stopt, is je koffie klaar.”
Ver-schrik-ke-lijk: zoiets was nog lief bedoeld ook.
‘Gaan we?’ klonk het helder uit de hal. Vincent de weerwolf is 13, gedraagt zich als 30.
‘Zullen we eerst even koffie doen?’
‘Appelsap.’
‘Yep.’ Vincent kwam de keuken in.
‘Syl zou het dan warm maken, met salie erin. Niet lekker, vond zij wel.’
‘Heb je dat ooit gezegd?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Niet belangrijk.’
‘Vincent, zullen wij elkaar wel alles zeggen? Vind ik belangrijk.’
‘Je wil niks met Marijke. En zij denkt van wel.’
Sodeknetter, wat wist zijn zoon van Marijke? Van zijn twijfels? Sylvia is dood, waarom dan nu niet Marijke? Alle problemen in een keer opgelost. Toch?
Vincent kan dingen zien, hij kan ook naar mensen kijken alsof ze eetbaar zijn, schapen. Dit, nee, dit gaat te ver. Marijke was leuk voor erbij. Niet voor het echt. Hij moet er niet aan denken.
‘Hmm. Pfoei. Jeu. Punt voor jou. Misschien toch maar…’
‘Niet alles zeggen?’
[Dit is een Doorsel, een klein dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden, situatieschets van een dilemma.]