‘Hoe gaan jullie dat doen?’
‘Ik denk aan geel, Mark aan groen. We zijn er nog niet uit.’
‘Indertijd vond ik het makkelijk te weten dat het een jongetje zou worden: we kozen grijs met blauw.’
‘Jullie hebben alles grijs, bij een meisje was het grijs-roze geweest. Tjongejonge.
‘Hier: een behangetje met allemaal kleuren en vormpjes, handgetekend, past bij allebei.’
‘Lijkt me te druk, wordt de baby knettergek van.’
‘Je baarmoeder is ook geen oase van rust. Kleintjes kunnen juist heel onrustig worden van te weinig reuring.’
‘Als je dit op de muur plakt en je hangt ook nog een mobiele op, met wat vormpjes en kleuren – dan begint het leven meteen met een psychedelische trip.’
‘Lekker makkelijk – kan hij of zij de rest van zijn leven jullie de schuld van alles geven. “Dokter, mijn babykamer was designtechnisch zo’n ramp!”’
‘Moet er niet aan denken, wij krijgen sowieso overal de schuld van. Jij trouwens ook met je grijs: geen keuzes maken is net zo stressvol voor een kinderziel.’
‘Hebben we het echt nu over jullie keuzestress over babykamerbehang?’
‘Nou ja, oprecht onzinnig. En toch waar.’
[Dit is een Doorsel, een klein dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden, situatieschets van een dilemma.]