‘Ik word soms zo moe van Marlies…’
‘Hoezo? Marlies is een schattebout!’
‘Jawel, dat is ook zo. Ze zorgt waanzinnig goed voor Mam en ze is een lieve moeder, pleegmoeder en Joshua is ook dol op haar…’
‘Ik hoor een “maar”…’
‘Ze is al-tijd bezig. Altijd altijd altijd. Even een momentje rust, even een momentje voor je uit staren, even helemaal niks doen, hooguit een kop thee drinken? Het zit er niet in. Zit ze net, hop, springt ze weer op. Even de tuin wieden ofzo. Alsof ze een soort allergie heeft voor een momentje niks.’
‘Ja, da’s waar. Hoef jij toch niet moe van te worden? Zij heeft nergens last van.’
‘Ik zou wel meer contact met haar willen, en dat lukt me niet als ik alleen maar bezig ben.’
‘Dan zit daar jouw beperking. Ik heb samen met haar bij Mam de zolder opgeruimd en gepoetst en we raakten ondertussen echt aan de praat. Ik zou zeggen: pak het eens anders aan.’
‘Als het niet lukt zoals je wil, dan moet het maar lukken zoals het kan. Bedoel je dat?’
‘Levert ook nog een blinkend schone zolder op! Win-win!’
[Dit is een Doorsel, een klein dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden.]